(Lat. vrije kunsten). Benaming voor de zeven kunsten die in de oudheid en de middeleeuwen een vrij man sierden. Ze werden ingedeeld in twee stadia: het trivium (de ‘drieweg’ met grammatica, retoriek en dialectiek, de zgn. ‘sprekende kunsten’) en het quadrivium (de ‘vierweg’ met rekenen, geometrie, astronomie en muziek, de zgn. ‘rekenende kunsten’). De artes liberales, die de grondslag vormden van het middeleeuwse opvoedingssysteem, zijn theoretische vakken. Bij het onderwijs in de musica (ook harmonia genoemd) hoorde dan ook niet het leren bespelen van een instrument. Het systeem ging terug op een geschrift van de Noord-Afrikaanse redenaar Martianus Capella die in zijn De Nuptiis et Philologiae et Mercurii (vroege vijfde eeuw n.C.) de retorische erfenis van de oudheid had bijeengebracht.
Literatuur: D.L. Wagner, The Seven Liberal Arts in the Middle Ages, 19862.