(It. burla = grap). 1. In het algemeen een vorm van komische kunst die de bedoeling heeft door karikaturale overdrijving de spot met iets te drijven. Het effect ontstaat door een discrepantie tussen onderwerp en stijl: ofwel wordt een ernstig of verheven onderwerp behandeld op een triviale manier, ofwel wordt een onbeduidend of triviaal onderwerp benaderd met voorgewende waardigheid. De eerste soort is terug te vinden in de travestie, de tweede in de parodie en het Heroïco-komisch epos (mock epic).
Bv. Scarron, Le Virgile Travesty (1648-59): burleske herschrijving van de Aeneis.
Gay, The Beggar’s Opera (1728): burleske parodie op de Italiaanse opera.
2. In het bijzonder is het een klein grofkomisch blijspel of een klucht. Bv. Focquenbroch, De min in ‘t Lazarushuis (1674).
Literatuur: J.D. Jump, Burlesque, 1972 (The Critical Idiom). G. Dotoli, ‘Pour une définition du burlesque’ in Australian Journal of French Studies, 1996, pp. 330-348. D. Bertrand (red.), Poétiques du burlesque, 1998.