(wsch. < It. carola). 1. Groepsdans waarbij de dansers elkaar, ten teken van eenheid, in een kring de and geven; vandaar ook het lied dat meestal alternerend door een voorzanger en de hele groep werd gezongen tijdens de dans (zgn. rondet de carole). Hieruit ontstonden drie canonieke vormen: de rondeau de ballette (zie ballade, 2) en de Virelai.
2. In het Engels gebruikt men de term carol voor een middeleeuwse dichtvorm met een feestelijk karakter, een doorgaans religieuze thematiek en welbepaalde verskenmerken: vierregelige strofen werden telkens afgewisseld met een refrein. De carol kende succes tot in de zestiende eeuw. Nu gebruikt men de term meestal in een engere betekenis van religieus volkslied n.a.v. het kerstgebeuren (a Christmas carol) en is het vergelijkbaar met het Duitse Weihnachtslied en de Franse noël.
Literatuur: E. Routley, The English Carol, 1958. P. Dearmer e.a. (red.), The Oxford Book of English Carols, 1964.