1. In Rusland een beweging van jonge sovjetdichters die tussen 1924 en 1930 actief waren. Naast K. Zelinski, stichter en theoreticus, behoren I. Selvinski, V. Inber, A. Tsjiterin en B. Agapov tot de belangrijkste vertegenwoordigers. Typerend voor deze beweging is de verzoening die beoogd wordt tussen de sovjetdoctrine met haar nadruk op het economisch productiviteitsbeginsel en anderzijds de poëtisch-formele eisen. Concreet komt deze esthetiek hierop neer dat elk formeel element (inclusief beeldgebruik e.d.) in dienst staat van het onderwerp. Vandaar bv. het gebruik van technisch jargon in een gedicht over industrialisatie en van marcheerritme in een gedicht over de oorlog. De beweging werd opgeheven in 1930, toen ze door de overheid als formalistisch werd bestempeld.
2. In Europa is het begrip vooral van toepassing in de plastische kunsten (schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur) en slaat het op enkele toonaangevende tendensen in de internationale avant-garde tussen 1915 en 1925. Met cilinders, bollen, kubussen en kegels geeft men gestalte aan wetenschappelijk gefundeerde constructies. Zuivere vormen en elementaire kleuren genieten de voorkeur, waardoor men al snel tot een non-figuratieve uitbeelding komt. In verschillende gradaties en vormen treft men ‘constructivisme’ aan in het werk van V. Malevitsj, F. Léger, in de idealen van het Bauhaus en in de theorieën van De Stijl (1917-1932).Theo van Doesburg, één van de leiders van deze laatste kunstbeweging, introduceerde het constructivisme in de Nederlandse literatuur met zijn lettristische (kyk lettrisme) klankgedichten en typografische experimenten (bv. Woordbeeldingen, X-beelden).
Literatuur: R. Andrews e.a., Art into Life. Russian Constructivism 1914-1932, 1990. Literatuur: M. Huysseune, ‘Le constructivisme’ in J. Weisgerber (red.), Les avant-gardes littéraires en Belgique, 1991, pp. 313-336. Literatuur: H. van den Berg, ‘Übernationalität der Avantgarde, (Inter)nationalität der Forschung: Hinweis auf den internationalen Konstruktivismus in der europäischen Literatur und die Problematik ihrer literaturwissenschaftlichen Erfassung’ in W. Asholt (red.), Der Blick vom Wolkenkratzer: Avantgarde, Avantgardekritik, Avantgardeforschung, 2000, pp. 255-288.