Conventie (literaire)

Geheel van stilzwijgend aanvaarde, maar vaak ook expliciet geformuleerde opvattingen omtrent de literatuur van een bepaalde periode (verwachtingshorizon, zie receptieonderzoek). Conventies functioneren als een soort van ‘afspraak’ tussen de schrijver en zijn milieu-publiek (zie lezer). Zij kunnen zowel op de inhoud als op de vormgeving betrekking hebben, naargelang zij aan ideologische dan wel esthetische normen beantwoorden (zie bienséance(s), decorum, vraisemblance). Uiteraard evolueren conventies met de tijd: bestaande afspraken verdwijnen om later soms te herleven, nieuwe conventies ontstaan.
Vooral in verband met de genreleer speelt het begrip conventie (genreconventie) een belangrijke rol. Denken wij bv. aan zo verschillende conventies als het koor, de versvorm, de drie eenheden of de vierdewandfictie in het drama, het rijmschema van een sonnet, topoi* als het ‘in medias res’ in de epiek, stockpersonages (kyk stock en personage) flashbacks in een roman, enz. Het opvolgen van bepaalde genreconventies gaf overigens aanleiding tot historisch gefixeerde subgenres. Het naturalistisch drama bv. is op andere conventies gebouwd dan de klassieke of classicistische tragedie. Het spreekt vanzelf dat men bij de interpretatie en evaluatie van literaire werken met deze genreconventies rekening moet houden.
Zie ook  esthetiek van de identiteit, – van de oppositie, norm, Reader-response criticism.
Literatuur: D.K. Lewis, Convention: a philosophical study, 1969. On Convention, themanummers New Literary History, 1981 en 1983. Ch. Reeves, ‘The Languages of Convention’ in Poetics Today, 1986, pp. 3-28. D.W. Fokkema, ‘The Concept of Convention’ in Th. D’haen, e.a., Convention and Innovation in Literature, 1989, pp. 1-16. R. Zwaan, ‘Conventie’ in W. van Peer & K. Dijkstra (red.), Sleutelwoorden, 1991, pp. 24-33. R. Weninger, Literarische Konventionen. Theoretische Modelle – Historische Anwendung, 1995. P.J. Rabinowitz, Before Reading. Narrative conventions and the politics of interpretation, 1997.