Dialoog en samespraak

(Gr. gesprek, samenspraak). 1. Als specifiek literair genre is de dialoog de artistieke weergave van een gesprek tussen twee of meer personages over een filosofisch, politiek of literair probleem, dat door woord en wederwoord geleidelijk tot een oplossing komt of desgevallend als vraagstelling openblijft. De artistieke weergave impliceert vaak een scenische inkleding, karaktertekening van de betrokken personages en een individueel aangepaste stijl.
De dialoog kan op verschillende manieren en met verschillende doeleinden worden gehanteerd. Er zijn vooreerst de socratische dialogen van Plato die het genre a.h.w. hebben gevormd. Het zijn heuristisch-dialectische gesprekken waarin men door vraag en antwoord geleidelijk aan inzicht verkrijgt in een probleem (de zgn. socratische methode van het ironische niet-weten). Daaruit ontstond de peripathetische dialoog, geliefd o.m. bij Cicero, waarin op retorische wijze verschillende opvattingen over en invalshoeken op een probleem tegenover elkaar worden gesteld; later ook de disputatio, d.w.z. een dispuut tussen geleerden dat, als genre ontstaan in de laatantieke retoriek, vooral in de middeleeuwse scholastiek als onderrichtsvorm beoefend werd; en ten slotte het leergesprek, bestaande uit langere essays (kyk Essay) die slechts af en toe worden onderbroken door een vraag.
Naast de socratische dialoog kan men de lucianische dialoog onderscheiden, die zich van de gespreksvorm bedient om een reeds duidelijk verworven inzicht of standpunt met moraliserend-satirische doeleinden naar voren te brengen. Humanisten zoals Erasmus (o.m. Colloquia familiaria, 1518) hebben er gebruik van gemaakt. Ook Fénélon en Voltaire hebben er zich later op geïnspireerd, terwijl Diderot veeleer het socratische type aanhing, evenwel zonder de lezer tot een duidelijke oplossing te brengen.
Ten slotte is er een lyrische variant, t.w. het in de volkstaal geschreven middeleeuwse strijdgesprek (debat), met als meest bekende voorbeeld The Owl and the Nightingale, toegeschreven aan een zekere Nicholas of Guildford (ca. 1220). De dialoogvorm heeft overigens in de middeleeuwen geleid tot tal van lyrische subgenres die op het rollenpatroon van vraag en antwoord (verg. strofe en antistrofe*) zijn opgebouwd. Bekende specimens zijn het jeu-parti, het partimen en het tenson.
2. De dialoog komt daarnaast frequent voor als structuurelement in de mimetische genres van dramatiek en epiek. Voor het drama is dit evident: het is een wezenlijk dialogische literatuurvorm waarvan de intrige verloopt via de gesprekken der personages. In de epiek wordt de dialoog vaak gebruikt ter verlevendiging van het handelingsverloop en ter afwisseling met het bericht* door de verteller. Wordt de dialoog als voornaamste of enige structuurelement gehanteerd, dan spreekt men van dialogische roman, resp. roman in dialogen. Een bekend voorbeeld van een dialoogroman is Diderots Jacques le Fataliste (gepubl. 1796).
Literatuur: G. Bauer, Zur Poetik des Dialogs, 1977 (1969). Literatuur: S. Guellouz, Le Dialogue, 1992. Literatuur:E.W.B. Hess-Lüttich, ‘Dialogue. A survey in six perspectives’, in Kodikas/Code, 1993, pp. 273-288. Literatuur: C. Imbert, ‘Le dialogue platonicien en quête de son identité’ in Rhetorica, 1993, pp. 375-398. Literatuur: S. Durrer,  Le dialogue romanesque. Style et structure, 1994. Literatuur: M. Macovski (red.), Dialogue and Critical Discourse, 1996. LIteratuur: S.R. Slings, ‘Prettige gesprekken: receptie van de Platonische dialoog in onze tijd’ in C. Fisser (red.), Receptie van de klassieken, 1997, pp. 25-43.