Poëzievorm (vooral in het Duitse taalgebied beoefend) waarin een onpersoonlijke, episch-objectieve beschrijving van een voorwerp nagestreefd wordt, zonder inbreng van lyrische stemmingstaferelen. Vaak worden werken uit de beeldende kunst in taal herschapen, waarbij men door eliminatie van toevallige en niet-essentiële kenmerken tot het wezen en de innerlijke wetmatigheid van het object tracht door te dringen. Zo beschrijft R.M. Rilke de realiteit eerder van binnenuit dan van buitenaf (bv. Der Panther, Das Karussel), in een poging zich in te voelen in het wezen van deze dingen. Zie ook Bildgedicht*, blason*.
Literatuur: Fr. Martini, ‘Dinggedicht’ in Reallexikon der deutschen Literaturgeschichte, 1958, pp. 266-269. H. Vandevoorde, ‘De dinggedichten van Erik Spinoy’ in Ons Erfdeel, 1987, pp. 420-422.