(Gr. em-ballein = werpen in, in-voegen; Lat. ingelegd mozaïekwerk). Bijzondere vorm van beeldpoëzie die haar eigenheid ontleent aan de driedelige eenheid van opschrift (motto), beeld (Lat. pictura) en onderschrift (Lat. subscriptio). Omstreeks het midden van de zestiende eeuw krijgt het genre hierdoor zijn vast uitzicht waardoor het zich onderscheidt van de talrijke andere vormen van beeldpoëzie die in de renaissance opgang maakten (de impresa of devies, de hiëroglief, de geïllustreerde fabel – en exempel boeken, het blason, de rijmprent, enz.). De drieledigheid beantwoordt aan een dubbele functie: afbeelden en uitleggen; het voorgestelde wordt naar zijn diepere zin (meestal een stuk levenswijsheid) onthuld. Hoewel deze beide functies het duidelijkst over de pictura en de subscriptio (gaande van een epigram tot een lange prozacommentaar) verdeeld liggen, kan elk van de drie embleemdelen zowel aan het afbeelden als het uitleggen deelnemen.
Het genre ontstond haast toevallig in 1531, toen een collectie epigrammen van de Italiaanse humanist Andrea Alciato op initiatief van diens Duitse uitgever van illustraties werd voorzien. Het kende in de zestiende en zeventiende eeuw, inzonderheid in de Nederlanden en Duitsland, een grote bloei en oefende er een diepgaande invloed uit op literatuur, bouw- en schilderkunst. In de loop van de achttiende eeuw verdween het langzaam. Tot de typische Nederlandse varianten van het genre behoren het liefdesembleem (emblemata amatoria) en het zgn. realistische embleem, dat het Hollandse leven van alledag als uitgangspunt neemt. De belangrijkste Nederlandse emblematici zijn: D. Heinsius en P.C. Hooft (liefdesemblemen), H. Hugo en A. Poirters (religieuze emblemen), R. Visscher, Jacob Cats en J. Luyken (resp. realistische en stichtelijke emblemen).
Literatuur: K. Porteman, Inleiding tot de Nederlandse emblemataliteratuur, 1977. ‘Nederlandse embleemtheorie: van Marcus Antonius Gillis (1566) tot Jacob Cats (1618)’ in Wort und Bild in der niederländischen Kunst und Literatur des 16. und 17. Jahrhunderts, 1984, pp. 1-6. P.J. Meertens (inleiding en bloemlezing), Nederlandse Emblemata, 1983. B. Scholz e.a. (red.), The European Emblem: selected papers from the Glasgow conference 1987, 1990. Anatomie de l’emblème, themanummer Littérature, 1990. Glasgow Emblem Studies (reeks 1996- ). A. Adams e.a., A Bibliography of French Emblem Books of the 16th and 17th Centuries, 2 vols., 1999 en 2002. H. Luijten & M. Blankman (red.), Minne- en zinnebeelden. Een bloemlezing uit de Nederlandse emblematiek, 20032. P. Daly (red.), Companion to Emblem Studies, 2006.