Epigonenliteratuur

(Gr. epigonos = nageborene).Literatuur: die geproduceerd wordt door schrijvers die zo sterk onder de indruk zijn gekomen van de prestaties van hun voorgangers, dat zij de literaire werken van dezen als enig mogelijk model zien en ze slaafs nabootsen. Ze kunnen hierbij wel tot een perfecte vormbeheersing komen. Het gaat dus om literaire werken waarvan de vernieuwende kracht door gewenning en oververzadiging verloren gegaan is, maar die buiten het centrum van het literaire systeem nog een tijd geproduceerd worden en als een behoudende factor blijven fungeren. Epigonisme wordt doorgaans negatief geëvalueerd omdat het imitatie en reproductie in plaats van creatie en originaliteit huldigt. Zie ook esthetiek van de identiteit, – van de oppositie.

De geschiedenis van de kinderliteratuur leert bv. dat in ons eigen taalgebied H. van Alphen een groot aantal epigonen kende (P. ‘t Hoen, Riemsnijder, J.F. Müller). In navolging van hun meester bepaalden zij gedurende zowat 100 jaar de kinderpoëzie niet alleen qua thematiek, maar ook qua toon en stijl. Andere voorbeelden zijn het Marinisme en het GONGORISME als epigonale navolging resp. van Giambattista Marino en Luis de Góngora.

Literatuur: C. David, ‘Ueber den Begriff des Epigonischen’ in W. Kohlschmidt & H. Meyer (red.), Tradition und Ursprünglichkeit, 1966, pp. 66-78. H. Asbeck, Das Problem der literarischen Abhängigkeit und der Begriff des Epigonalen (diss. Bonn), 1978.