(Gr. tot de begrafenis behorend; vandaar lijkrede, grafrede; Lat. synoniem laudatio funebris). Literair genre dat teruggaat op een retorische traditie in de oudheid. In het oude Griekenland werd de epitaphius uitgesproken bij de openbare begrafenis of herdenking van burgers die voor het vaderland hun leven hadden gegeven. De rede werd uitgesproken door een van staatswege aangeduide redenaar. Het beroemdste voorbeeld is de rede van Pericles, opgetekend door Thucydides. Bij de Romeinen werd de laudatio funebris zeer lovend, zelfs vleierig (verg. de mortuis nil nisi bene: over de doden alleen maar goeds). Ze werd soms echt uitgesproken, soms alleen schriftelijk verspreid. Naast de overledene werden ook zijn/haar voorvaders en hun moedige daden geprezen. Aldus vormen deze laudationes* een voorname bron voor de antieke biografie en geschiedenis. De lijkrede kende later, in de zeventiende eeuw in Frankrijk, nog een hoogtepunt met Bossuet. Bv. Oraison funèbre de Henriette-Marie de France, reine d’Angleterre (1669).
Literatuur: R. Lattimore, Themes in Greek and Latin Epitaphs, 1942. W. Kierdorf, Laudatio Funebris, 1980. B. Boge & R.G. Bogner (red.), Oratio funebris. Die katholische Leichenpredigt der frühen Neuzeit, 1999.