(Gr. diminutief van ‘epos’). Klein epos, in hexameters (sien hexameter) geschreven, meestal over een mythologisch onderwerp. Het ontstond tijdens het hellenisme toen het epos als verouderd werd ervaren. Deze verhalende gedichten waren vaak zeer geleerd en geduldig bewerkt. Men onderscheidt een idyllische (Theocritus) en een psychologische aanpak (Euphorion). Beide types werden in Rome ingevoerd in de eerste eeuw v.C. door de poetae novi. Hoogtepunten van het Latijnse epyllion zijn een aantal van Ovidius’ Metamorfosen alsook het verhaal van Orpheus en Euridice in het vierde boek van Vergilius’ Georgica.
Literatuur: C.M. Geerars, ‘Het epyllion en de structuur van Tollens’ Overwintering op Nova Zembla’ in De nieuwe taalgids, 1967, pp. 361-372. Id., ‘Het komisch epyllion “Batrachomyomachia” en zijn Nederlandse bewerkingen’ in De nieuwe taalgids, 1968, pp. 361-378.