(Fr. essayer = beproeven, testen). Opstel of verhandeling waarin de auteur zijn persoonlijke visie geeft op een actueel of algemeen-menselijk probleem. Vragen rond mens en maatschappij, wijsbegeerte, godsdienst en kunst komen daarbij het meest aan bod. Meestal situeert de essayist zijn onderwerp in een ruime context en onderzoekt hij het niet alleen met zijn verstand, maar laat hij ook zijn gevoel en ethische overtuiging spreken. Hij streeft naar een degelijk gefundeerde en stilistisch verzorgde tekst. De benadering is niet te technisch, en vaak wordt ook d.m.v. treffende voorbeelden en retorische procedés gepoogd een breed publiek aan te spreken.
Al zijn er enkele erg bekende essays in versvorm (o.m. Popes Essay on Criticism en Essay on Man, uit 1711 resp. 1733-34), het genre wordt in principe toch gerekend tot het beschouwend proza. Het essay is niet steeds makkelijk te onderscheiden van verwante vormen als enerzijds de moderne column (die doorgaans korter is, vaak polemischer, en als journalistieke (sien journalistiek) tekst nauwer op de actualiteit betrokken), of anderzijds de monografie (die langer is, systematischer, en bedoeld voor een meer gespecialiseerd publiek, zoals ook het wetenschappelijk artikel). Traktaten (sien traktaat) zijn vaak uitvoeriger en systematischer, en hebben een meer uitgesproken didactische strekking.
Als literair genre heeft het essay een wat dubbelzinnig statuut. Filosofisch geïnspireerde en tekstgeoriënteerde beschouwingen overLiteratuur: maken bij uitstek gebruik van het genre. Tegelijk wordt het zelf ook als een vorm vanLiteratuur: beschouwd; zo werden er verschillendeLiteratuur:prijzen voor het essay ingesteld. De ‘creatieve’Literatuur: en de ‘secundaire’Literatuur:beschouwing kunnen elkaar op die manier ontmoeten in het genre. Als tussenvorm illustreert het essay duidelijk dat, zoals ook het deconstructionisme betoogt, aan het onderscheid tussen literaire tekst en metatekst, geen absoluut karakter kan worden toegeschreven.
De term essay werd geïntroduceerd in zijn literaire betekenis door Montaigne (Essais, 1580), maar reeds vanaf de oudheid kan men tal van verwante voorbeelden vinden. In de zgn. spectatoriale geschriften (tijdschrift) van de achttiende eeuw kreeg het genre zijn huidige vorm. Het werd erg populair in de negentiende eeuw, toen veel nieuwe tijdschriften ontstonden om te voldoen aan de leeshonger en de nood aan sociale en intellectuele initiatie van een zich steeds uitbreidend publiek.
Literatuur: G. Haas, Essay, 1969. G. Good, The Observing Self: Rediscovering the Essay, 1988. Cl. de Obaldia, The Essayistic Spirit. Literature, modern criticism, and the essay, 1996. P. Glaudes & J.-Fr. Louette, L’essai, 1999. G. Dorleijn e.a. (red.), Essay , themanummer Nederlandse Letterkunde, 2001. Essayisten. Themanummer Bzzlletin, 2002. S. Dresden, ‘Montaigne en het essay’ in P.J. Smith e.a. (red.), Het Beste van Dresden, 2005, pp. 7-23.