Ethos

(Gr. karakter, zedelijke houding). Term uit de retoriek waarmee de betrouwbaarheid, morele integriteit en competentie van de redenaar worden bedoeld. De term ethos wordt daarnaast ook gebruikt voor de gemoedsgesteldheid van de spreker, t.w. een meer getemperde gevoelsuitdrukking dan pathos*. Ethos bestaat er dan in, dat de spreker/schrijver bij zijn publiek gunstige gevoelens wil opwekken voor zijn zaak (delectare et placere, d.i. bekoren en behagen). Deze vorm van gevoelsuitdrukking vinden we o.m. terug in het genus medium (zie genera dicendi*) en wordt vooral in het exordium aangewend. Zie ook redevoering*, captatio benevolentiae*.

Literatuur:E. Schutrumpf, Die Bedeutung des Wortes ethos in der Poetik des Aristoteles, 1970. M. Le Guern, ‘L’éthos’ dans la rhétorique française de l’âge classique’ in Stratégies discursives, 1981.