Fantastische Literatuur

(Gr. phantazesthai = zich inbeelden; phantastikos = bekwaam om beelden te vormen). Verzamelnaam voor een heterogene groep werken die op de een of andere wijze de gangbare rationele, mechanistische wereldbeelden trachten te doorbreken. Ontstaan in de eerste helft van de negentiende eeuw, kende deze verhaalvorm veel succes, vooral in Frankrijk (‘conte fantastique’, bv. Nodier, Janin, vertalingen van Hoffmann) en Duitsland (E.T.A. Hoffmann, Phantasiestücke in Callots Manier, 1814). In het Angelsaksische taalgebied was E.A. Poe de belangrijkste vertegenwoordiger. Aan het einde van de negentiende eeuw vermelden we vooral Villiers de l’Isle-Adam en Maupassant (Le Horla, 1887). In de twintigste eeuw zijn o.m. Lovecraft, J.L. Borges, Jean Ray en Thomas Owen belangrijk; in Nederland Bordewijk en Belcampo. FantastischeLiteratuur: is een vrij moeilijk af te bakenen verschijnsel. Sommige critici situeren het genre tussen ‘le merveilleux’ (het wondere) en ‘l’étrange’ (het vreemde), waar het echter een dubbelzinnige plaats blijft behouden. Binnen de verhaalwereld grijpen een aantal vreemde gebeurtenissen plaats waarvoor verteller en lezer geen afdoende verklaring vinden: zij aarzelen immers tussen een realistische dan wel bovennatuurlijke interpretatie van die feiten. Het ‘fantastische’ zou precies in de duur van de aarzeling gelegen zijn (Todorov).

Literatuur: T. Todorov, Introduction à la littérature fantastique, 1971. L. Vax, Les chefs-d’oeuvre de la littérature fantastique, 1979. J.A. Dautzenberg, ‘Theorieën over de fantastischeLiteratuur:’ in De Revisor, 1981, nr. 5, pp. 2-9 (themanummer Het Fantastische). FantastischeLiteratuur:, themanummer Bzzlletin, 1995. J.-L. Steinmetz, La littérature fantastique (Que sais-je?), 19973. B. Denis & D. Gravez (red.), Du fantastique réel au réalisme magique. Themanummer Textyles: Revue des lettres belges de langue française, 2002.