(Eng. flash = flits; back = terug; synoniemen: terugverwijzing; retroversie < Lat. retro-versus = achterwaarts gekeerd; analeps < Gr. het terug opnemen; Dts. Rückwendung). Verteltechniek die het chronologische verloop van een verhaal of toneelstuk doorbreekt door het inlassen van stukjes verleden; vandaar ook: een hele episode uit het verleden, ingelast in een verhaal (Dts. Rückschritt = stap achteruit) of in een dramatekst (bv. via een bodeverhaal). Omdat deze techniek de mogelijkheid schept de voorgeschiedenis van een gebeuren of handeling geleidelijk aan te verklaren, introduceert ze spanning. Flashback wordt ook aangewend als psychologische karakterverklaring van een personage. De functie ervan kan echter niet a priori worden aangegeven. Immers, de manier waarop de schrijver het verleden oproept, kan sterk verschillen: bericht , gesprek, herinnering-in-gedachten, brief, dromen, enz. De uitvoerigheid waarmee stukjes verleden in het nu-moment van de geschiedenis worden ingelast, bepaalt mede of we ze als echte retroversie dan wel als momentane herinnering (Dts. Rückgriff = teruggrijpen op) binnen het handelingsverloop ervaren.
Literatuur: E. Lämmert, Bauformen des Erzählens, 1955. G. Genette, Tijdsaspecten in de roman, 1979 (1972). Id., Fiction et diction, 1991.