(It. futuro = toekomst). Avant-garde beweging, die omstreeks 1910-1915 ontstond in Italië en Rusland. F.T. Marinetti’s veel vertaalde Manifeste du futurisme (1909) zou snel weerklank vinden over heel Europa. Buiten Italië en Rusland kon de erg heterogene beweging evenwel niet tot volle bloei komen. Op zijn talrijke manifesten na heeft het Italiaanse futurisme overigens geen grote literaire werken voortgebracht. Het is veeleer belangrijk door zijn invloed op enkele schrijvers (bv. Apollinaire, Van Ostaijen) en vooral door zijn historische rol als referentiepunt voor latere avant-gardebewegingen. Fundamentele kenmerken zijn de provocerende, nihilistische verwerping van alle traditie en cultuur (‘wij willen de musea en de bibliotheken verwoesten’) en de aanbidding van het moderne machinetijdperk. Men bepleitte overigens de integratie van kunst en dagelijks leven. De exaltatie van en de fascinatie voor snelheid, machine, techniek, kracht en energie leidden zelfs tot een cultus van oorlog en geweld (toenadering tot het fascisme in Italië). DeLiteratuur: moest zich volgens de Italiaanse futuristen aanpassen aan het supersnelle en nerveuze technologische tijdperk, zowel in thematisch (techniek, machines; verg. Van Ostaijens Huldegedicht aan Singer) als in formeel opzicht. Interpunctie en de traditionele grammaticale verbanden gaan overboord. In reactie op het symbolisme moet ook het ‘ik’ van de dichter geschrapt worden. Experimenten met klanken, woorden en met de typografie staan centraal. Schrijven is een impulsief verbeelden zonder remmingen: ‘parole in libertà’. Met betrekking tot het theater stelt Marinetti in zijn manifest Teatro futurista sintetico (1915) overeenkomstige eisen. Toneel moet vooral kort en snel zijn, een onlogische opeenvolging van schetsen, visueel eerder dan verbaal. Een opvoering hoort een totaalspektakel te zijn (ballet, mime, zang, muziek, teksten, eventueel in verschillende talen) waarin verschillende handelingen zich tegelijk afspelen (simultaneïsme) en waarin allerlei geluiden uit de chaotische moderne wereld geïntegreerd worden (Bruïtisme).
De Russische futuristen (o.a. Majakovski, Chlebnikov, Severjanin, Pasternak) bepleitten in hun manifesten een gelijkaardige kunst. De technologie werd door hen weliswaar niet aanbeden om haarzelf, om haar esthetiek, maar veeleer om de revolutionaire rol die de mechanisering kan spelen in de ontvoogding van de lagere klassen. Ze hadden daarnaast ook meer oog voor de autonomie, de autoreferentialiteit (sien Autoreferentieel, autoreflexief)van taal en kunstwerk (zie bv. Zaoum, ) dan de werkelijkheidsbetrokken Italianen. De ideeën van de futuristen in dit verband hebben het Russisch formalisme (sien RUSSIESE FORMALISME) sterk beïnvloed.
Literatuur: W.G. Weststeijn, ‘Het Russische futurisme en de vernieuwing van de poëtische taal’ in Forum der letteren, 1980, pp. 79-101. F. Drijkoningen e.a. (red.), Historische Avantgarde, 1982. J. Weisgerber (red.), Les avant-gardes littéraires au XXe siècle, 2 vols., 1986². W. Gobbers, ‘Literatuur en kunst in de greep van machine en snelheid: de impact van het futurisme in België’ in Spiegel der letteren, 1988, pp. 1-66. J. Marcade, Le futurisme Russe 1907-1917, aux sources de l’art du XXe siècle, 1989. J.J. White, Literary Futurism: aspects of the first avant-garde, 1990. N. Stoop, ‘De rol van het futurisme in Nederland: het futurisme en De Stijl’ in M.H. Würzner e.a. (red.), Aspecten van het interbellum, 1990, pp. 122-141.