Achtlettergrepige antieke versmaat genoemd naar haar uitvinder, de Griekse dichter Glycon. Deze versmaat bestaat uit drie trocheeën* (waarvan één catalectisch) en een dactylus*. Naar gelang van de plaats van de dactylus onderscheidt men:
eerste glyconeus: guighighig
tweede glyconeus: opiguighio
derde glyconeus: gpigpiguig
De tweede komt het meest voor, o.a. in de asclepiadeïsche (sien Asclepiadeïsch/strofe) strofe.