Harlekijn (It. arlecchino, Fr. arlequin). Stereotiepe figuur uit de pantomimische* commedia dell’arte*, die ook in latere literatuur vaak voorkomt. Zijn veelkleurige en ordeloze lapjespak, korte jas en collants, en zijn pseudoknuppel hadden niet steeds dezelfde betekenis. De harlekijn komt wellicht uit de volkse mysteriespelen*. Half kamerknecht, half boer, kon hij zich tegenover zijn meester heel wat vrijheden veroorloven en diens liefdesperikelen parodiëren. Later wordt hij de geraffineerde incarnatie van een gepolijste satire tegen de adel. In Duitsland spreekt men van Hanswurst of Kasperl. Bv. S. Brant, Narrenschiff (1494); Goldoni, De Knecht van twee meesters (1748).
De tegenhanger van de slimme Arlecchino was Pedrolino, een robuuste clown met een gezond vitalisme en rondborstige humor. De Franse versie, Pierrot, nam wel de uitmonstering van deze clown over, te weten een wit pak met lange mouwen, een plooikraag en een puntmuts boven een witgeschminkt gelaat, maar niet zijn karakter. Hij wordt een wat tere verschijning, naïef en onhandig, die snelle opeenvolgingen van kinderlijke vreugde en komische, pathetische droefheid kent. Hij wordt mooi getekend door M. Nijhoff:
Ik was als kind te ouwelijk
Ik was als man te vrouwelijk
Leven is dromen, en de dood,
Denk ik, is ‘t die ons wakker stoot. (M. Nijhoff, Pierrot aan de lantaarn,