De benaming verwijst naar het zgn. Corpus Hermeticum, een verzameling occulte teksten die in verband gebracht worden met Hermes Trismegistus. Deze naam gaven de neoplatonici aan de Egyptische god Thoth, die de auteur zou zijn van geheime leren en alchemistische geschriften. Hermetiek betekende dan ook goudmakerskunst, alchemie, en het adjectief hermetisch stond voor geheim (vgl. esoterisch (sien esoterisme). Tegenwoordig verstaat men er het volgende onder: duisterheid of ontoegankelijkheid van poëzie of proza die resulteert uit een subjectieve, onconventionele schrijfwijze (streven naar eufonie of naar andere klankeffecten, lexicale creativiteit, incoherente syntaxis, eruptief beeldgebruik, doorbreken van literaire conventies (sien conventie (literaire)) of uit het gebruik van bepaalde idiosyncratische codes (erg symboliek, verwijzingen, toespelingen, literaire allusies (sien allusie) die alleen ingewijden kunnen kennen, geheimcodes in occulte werken). Hermetisme kan een middel zijn van schrijvers om zich een selecte lezerskring te garanderen, een middel om de lezer te dwingen tot een aandachtige, diepgravende lectuur, of een uiting van weerstand tegenover de taal, de traditionele kunst, het gewone publiek (principieel hermetisme, zoals bij sommige avant-gardegroepen). Soms weerspiegelt het een intens bezig zijn met een zeer persoonlijke problematiek; dan weer dient het om een gebrek aan inspiratie of aan dichterlijke precisie te verhullen. Belangrijke hermetische dichters waren Gongora, Mallarmé en G.M. Hopkins. Zie ook trobar clus.
Literatuur: A. Festugière, Hermétisme et mystique paienne, 1967. Hermeticism in Poetry/Hermétisme et poésie’ in Proceedings ICLA, 1985, pp. 495-591. F. Bonardel, L’hermétisme, 1985. Hermétisme, themanummer OEuvres & Critiques, 1986. N. Kaminski e.a. (red.), Hermetik. Literarische Figurationen zwischen Babylon und Cyberspace, 2002.