(Gr. homoios = gelijk, dezelfde; teleutè = einde). Gelijkluidende eindlettergrepen in twee opeenvolgende verzen, zinnen, zindsdelen of woorden. Hieruit onstond in de postantieke poëzie het rijm. Deze stijlfiguur gaf dikwijls aanleiding tot foutief overschrijven door kopiisten. Als twee of meer opeenvolgende woorden, verzen, zinnen of zinsdelen op dezelfde naamval eindigen, spreken we van homoioptoton (Gr. homoios = gelijk; ptosis = naamval).