Imitatio

 

(Lat. nabootsing). 1. In de antieke retoriek: basisprincipe van het onderwijs aan toekomstige redenaars. Het berustte op het reproduceren van stijlen, woordgebruik, kwaliteiten en situaties eigen aan het spreken in het openbaar. De redevoeringen van grote redenaars als Demosthenes en later Cicero blijven lange tijd fungeren als bron voor navolging of aanpassing.

2. In de literatuur: creatieve navolging van literaire voorbeelden, bv. qua stijl, woordgebruik, metriek, enz. Ze werd tijdens het hellenisme beschouwd als basis van elke literaire activiteit. Zo stond de Griekse literatuur tot in de tijd van Augustus voortdurend model voor de Latijnse literatuur. Nadien gaan ook de Latijnse meesterwerken het voorwerp worden van imitatio. Geleidelijk aan komt binnen de imitatio de aemulatiogedachte (Lat. wedijver) meer op de voorgrond: de schrijver gaat a.h.w. een literaire wedstrijd aan met zijn model* om dit te evenaren en zo mogelijk te overtreffen (bv. Vergilius tegenover Homerus). Naast imitatio en aemulatio had de auteur ook nog de mogelijkheid tot interpretatio, d.w.z. de niet-letterlijke omzetting (parafrase ) van een werk. De bewuste navolging van de Griekse en Latijnse meesterwerken bleef de literatuur verder domineren tot en met het classicisme*. Zo volgde Hooft in zijn Neederlandsche Histooriën (1647) Tacitus na en in zijn Warenar (1616) de Aulularia van Plautus.

Door de romantiek moest de imitatio als norm plaats ruimen voor de originaliteit . Deze romantische opvatting van de zelfstandig scheppende auteur, is in onze tijd nog steeds overheersend, ook al duikt de imitatio nog op in tal van literaire metateksten   (sien Mmetatekst, metatekstualiteit)  , bijzonder in het postmodernisme. Zie ook esthetiek van de identiteit, mimesis.

Literatuur: J.D.P. Warners, ‘Translatio-imitatio-aemulatio’ in De nieuwe taalgids, 1956, pp. 289-295 en 1957, pp. 82-88 (DBNL 2001). F. Jost (red.), ‘Imitation’ in Proceedings ICLA, 1966, pp. 695-936. G. Fiske, Lucilius and Horace: a study in the classical theory of imitation, 1971. T. Greene, The light in Troy: imitation and discovery in Renaissance poetry, 1982. P. Baudonnière, Le mimétisme et l’imitation, 1997.