Term uit het verhaalonderzoek, geïntroduceerd door W. Booth, waarmee m.b.t. een verhalende tekst een instantie wordt aangeduid die geïmpliceerd zou liggen in het verhaal. Het is eigenlijk het beeld dat de lezer krijgt van de ‘auteur’ die achter (in) een bepaald verhaal steekt (ideologie, levenshouding, evaluaties, e.d.). Dit beeld is niet alleen af te leiden uit expliciete commentaar van een verteller (deze is trouwens niet in alle verhalen als zodanig waarneembaar), maar ook en vooral uit de aard van de geschiedenis zelf die verteld wordt (bv. sociale, morele en emotionele inhoud van het handelingsverloop). De invoering van een begrip als dat van implied author vraagt nl. aandacht voor het feit dat een verhaal het product is van een bepaalde intentie (selectie, evaluatie …) en geen ding op zichzelf zoals in de autonomiebewegingen extreem werd gesteld. De implied author is a.h.w. de som van al deze opties, en neemt aldus een soort middenpositie in tussen enerzijds de vertelinstantie (sien verteller) en anderzijds de reële schrijver. Dat de implied author niet volledig samenvalt met de vertelinstantie van een verhaal, blijkt bv. uit de onbetrouwbaarheid van sommige vertellers (unreliable narrators) die door de lezer doorzien wordt. Anderzijds is de implied author duidelijk te onderscheiden van de biografische persoon van de auteur, (persona pratica). Immers, eenzelfde schrijver kan in diverse werken verschillende implied authors bij zijn lezers oproepen; de implied authors van bv. Leven en Dood in den Ast en De Vlasschaard van Frank Lateur (Streuvels) zijn niet identiek, al vertonen zij wel overeenkomsten in deze zin dat een gelijkaardige visie op verwante problemen wordt gegeven. De som van de implied authors van een heel oeuvre (bv. dat van Streuvels) zou men de persona poetica (t.o. persona pratica Frank Lateur) kunnen noemen, d.w.z. een soort persoonsbeeld dat in de geest van verschillende lezers opgeroepen wordt door dat oeuvre . De benaming ‘Streuvels’ is dan op te vatten als een soort personificatie of metonymie voor de typisch geachte manier (stijl, verhaaltechniek …) waarop de auteur vorm geeft aan bepaalde wederkerende motiefcomplexen (noodlot, natuur/beschaving, generatieconflicten …). De kwalificatie streuveliaans (verg. shakespeareaans …) is aldus een reconstructie van de lezer(s) op grond van een aantal tekstgegevens, zonder dat de biografie van de auteur, i.c. Frank Lateur, daarbij betrokken hoeft te worden (zie intentional fallacy ).
Literatuur: W.J.M. Bronzwaer, ‘Implied Author, Extradiegetic Narrator and Public Reader’ in Neophilologus, 1978, pp. 1-18. W.C. Booth, The Rhetoric of Fiction, 19832. R. Hof, Das Spiel des ‘unreliable narrator’, 1984. G. Schiavi, ‘There Is Always a Teller in the Tale’ in Target, 1996, 1-21.