(Lat. aanroeping). De aanroeping van goden, heiligen, Muze(n), enz. voornamelijk bij het begin van een werk of van een belangrijk deel ervan. Dikwijls wordt de invocatio gebruikt als vorm van pathos.
Bv. Zing ons den wrok, o godinne, van Peleus’ zone Achilleus,
D’onheilvollen, die rampen bij duizenden over d’Achaiërs
Bracht en ten Aïdes zond veel dappere zielen der helden,
Doch hunne lijken aan honden en allerlei roovende vogels
Gaf tot een prooi – want zóo kwam daar Zeus’ wil tot vervulling –
Sedert den dag dat het eerst zich door twist vijandig verdeelden
Atreus’ zoon de regeerder des volks en de godlijk’ Achilleus.
(Homerus, Ilias, eerste zang. Vert. Carel Vosmaer, 1879-80)