Jeugdliteratuur

Literaire teksten hetzij expliciet geschreven voor jongeren, hetzij door volwassenen als uiterst ‘geschikt’ bevonden voor jonge lezers. Het beeld dat de volwassene heeft van de jeugdige, zal de inhoud en de vorm van de jeugdliteratuur in sterke mate bepalen. Jeugdliteratuur verwijst in ruime zin zowel naar kinderliteratuur als naar adolescentenliteratuur. In enge zin refereert de term aan literatuur voor de leeftijdsgroep van 12- tot 16-jarigen. Kinderliteratuur heeft een specifieke betekenis en verwijst naar (prenten)boeken en teksten voor lezers vanaf de peuterleeftijd tot ongeveer 11-12 jaar. Ook in andere taalgebieden hanteert men twee benamingen: Kinder- vs. Jugendliteratur; littérature enfantine vs. littérature de jeunes; children’s books vs. juvenile fiction.

Het fenomeen jeugdliteratuur ontstond pas in de achttiende eeuw onder invloed van pedagogische vernieuwingen (J. Locke, J.J. Rousseau, de Filantropijnen). Het kende een hoogtepunt in de tweede helft van de negentiende eeuw. Uit die periode dateren tal van klassieke verhalen zoals L. Carrolls Alice in Wonderland (1865), Pinocchio (1883) van Collodi, Il Cuore (1886) van E.D. Amicis, Little Women (1868) van L. Alcott, Sans Famille (1878) van H. Malot en Heimatlos (1881) van J. Spyri. In onze tijd dient de jeugdliteratuur zich aan als een conglomeraat van sterk uiteenlopende teksten. Door de vele vertalingen is jeugdliteratuur een internationaal verschijnsel geworden. Sterker nog dan in de volwassenenliteratuur is er een overwicht van narratief proza. In de poëzie blijven de traditionele volksrijmpjes en -liedjes geliefd naast eigentijdse kinderpoëzie die meestal slechts een speelse introductie is en dicht aansluit bij de ervaringswereld van het kind. Er is weinig poëzie voor adolescenten. Het gros van de verhalende teksten kan worden ingedeeld op basis van inhoud, vormgeving en beoogde lezersgroep.

Op grond van inhoudelijke constanten en rekening houdend met de relatie tekst-realiteit kan men fantasieliteratuur en realistische literatuur tegenover elkaar stellen. Beide soorten bestaan uit een aantal subgenres. Bij de fantasieliteratuur zijn dit o.m. het sprookje, de fabel en de allegorie, die zich binnen een eendimensionale wereld afspelen en daardoor gemakkelijker te begrijpen zijn, en anderzijds de sage en de fantastische literatuur. verhalen, die zich op de grens van twee werelden bewegen. Bij de realistische literatuur onderscheiden we o.m. avonturenverhalen (sien avonturenroman), historische roman. r ‘Umweltgeschichten’ of ‘domestic tales’ die de alledaagse kinderwereld op een speelse wijze beschrijven, en verder probleemboeken en zakelijke boeken. Neemt men de vormgeving als uitgangspunt, dan kan men op basis van de dosering tekst/beeld een aantal subgenres aangeven als prentenboeken, beeldverhalen en stripverhalen (sien strip en Verhaal). Neemt men de lezer als uitgangspunt, dan krijgen we, voor wat de leeftijd betreft, kleuterboeken, kinderboeken, jeugdboeken en boeken voor adolescenten; bij jongensboek/meisjesboek fungeert het geslacht van de lezer als criterium.

Jeugdliteratuur is binnen de ‘grote’ literatuur een randverschijnsel dat tot voor kort weinig belangstelling en waardering genoot. Immers, al ontwikkelt de jeugdliteratuur een canon, toch gedraagt ze zich in haar geheel zoals de niet-gecanoniseerde literatuur. Zo vertoont ze in haar ontwikkeling weinig vernieuwende modellen. Ze teert op genres die in vorige periodes succes oogstten bij volwassen lezers, maar nu deels in diskrediet geraakt zijn (avonturenroman, historische roman). Binnen de jeugdliteratuur werkt een genre of model slechts een korte tijd vernieuwend. Het wordt snel vereenvoudigd, gereduceerd of gekopieerd. Vele klassieke kinderboeken waren aldus oorspronkelijk voor een volwassen publiek bedoeld, zo bv. Don Quijote (1605), Robinson Crusoe (1719), Gulliver’s Travels (1726), De Leeuw van Vlaanderen (1838), maar ze hebben gaandeweg de belangstelling van volwassen lezers verloren en zijn tot jeugdboeken ‘gedegradeerd’. Vaak, vooral wanneer het om bewerkingen gaat, verliezen deze teksten een deel van hun oorspronkelijke kracht.

Sinds het einde van de jaren 60 van de twintigste eeuw is er duidelijk meer belangstelling en waardering voor de jeugdliteratuur merkbaar. Dit uit zich in een toenemend aantal prijzen en in de groeiende aandacht van de literaire kritiek. Meer literaire tijdschriften ruimen nu plaats in voor jeugdliteratuur en er ontstonden daarnaast ook aparte tijdschriften. De jeugdliteratuur van de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw was op de eerste plaats emanciperend op inhoudelijk gebied. Vooral het taboedoorbrekende probleemboek oogstte waardering bij pedagogen én bij het bredere publiek. In de volgende decennia bepaalde literaire emancipatie de agenda. Jeugdauteurs als Bart Moeyaert en Anne Provoost probeerden door hun expliciete aandacht voor de vormgeving de kloof met de volwassenenliteratuur te dichten. Dat zorgde voor een toenemende grensvervaging en grensverkeer. Auteurs zoals Toon Tellegen of Joke Van Leeuwen die zowel teksten voor volwassenen als voor kinderen schrijven, noemt men ook dubbelpublieksauteurs. Het ‘nieuw realisme’ werd later gevolgd door een vernieuwde belangstelling voor fantasie met een uitgesproken voorkeur voor griezelliteratuur. Succesreeksen als Harry Potter (J.K. Rowling) en Darren Shan (Darren Shan) illustreren dat. Deze boeken spreken trouwens ook een breed publiek van volwassen lezers aan. Ten slotte oefende ook de beweging ‘Filosoferen met kinderen’ (F4C) een emanciperende invloed uit op de hedendaagse jeugdliteratuur, die voor wat de canon betreft, vrij reflexief en filosofisch is qua aanpak zoals blijkt uit de prentenboeken van Harrie Geelen en van Geert Dekockere of de dierenverhalen van Toon Tellegen. Zie ook adolescentenroman*

Literatuur: D. Escarpit, La littérature d’enfance et de jeunesse: état des lieux, 1988. A. de Vries, Wat heten goede kinderboeken? Opvattingen over kinderliteratuur in Nederland sinds 1880, 1989. H. Bekkering & N. Heimeriks (red.), De hele Bibelebontse berg: de geschiedenis van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen van de middeleeuwen tot heden, 1990. R. Ghesquiere, Het verschijnsel jeugdliteratuur, 19924. H.-H. Ewers, Literatur für Kinder und Jugendliche, 2000. R. Ghesquiere, ‘De positie van de jeugdliteratuur binnen het literaire systeem’ in L. Duyvendak & B. van Heusden, Casusboek literaire cultuur, 2001, pp. 79-100. Children’s Literature, themanummer Poetics Today, 1992. P. Hunt (red.), International Companion Encyclopedia of Children’s Literature, 20042. K. Reynolds, Modern Children’s Literature. An introduction, 2005.