Jongleur

(Lat. joculator = speelman). Verzamelnaam voor middeleeuwse beroepsspeellui (vnl. in Noord-Frankrijk en de Provence) die vanaf het einde van het West-Romeinse Rijk tot de veertiende eeuw rondtrokken en de traditie van de Romeinse ‘histriones’ (toneelspelers) in gebaren en kleding en wellicht ook in hun verbale repertoire tot omstreeks 1500 hebben voortgezet. Zij onderscheidden zich van de troubadours doordat zij niet zelf hun teksten schreven. Bovendien traden zij op in het lagere sociale milieu (o.a. op marktpleinen) en beschikten zij over een meer gevarieerd programma dat uitvoeringen van troubadoursverzen voorzag, naast fabels, liefdesgedichten, versvertellingen, harp- en vedelmuziek, gezangen, pantomimedansen, solotoneel met imitaties en improvisaties, en zelfs acrobatieën en clowneske circusnummers. Hun succes moet erg groot zijn geweest en het is zeer waarschijnlijk dat heel wat elementen van het vroegste niet-religieuze theater op het optreden van de jongleurs teruggaan.

Literatuur: A. Faral, Les jongleurs en France au Moyen Age, 1970 (1910). W. Quin & A. Hall, Jongleurs: a modified theory of oral improvisation and its effects on the performance and transmission of middle English romance, 1982.