Klucht

Pretentieloze vorm van volkstoneel of volkse verhaalkunst (kluchtenboeken), met bloeitijd in de late middeleeuwen (clute) en in de vijftiende en zestiende eeuw, dat de grove schaterlach als primair effect beoogt (verg. de meer fijnzinnige humor in de komedie). Met betrekking tot de personages primeert het aspect van de fysieke directheid, de lokalisatie binnen een bepaalde sociale categorie of stand, alsook de universele herkenbaarheid van het type (bedrogen echtgenoot e.d.). De intrige berust op een spanning tussen geslachten, standen of generaties, waarbij vooral de onmatigheid primeert (eten, drinken, seksualiteit, enz.). Situaties, personages en spanningen stammen meestal uit een archetypisch (sien Archetype) arsenaal. Ook zijn sociologisch conservatieve functie, nl. de klucht als (getolereerde) uitlaatklep voor een goedmoedige maatschappijkritiek, lijkt universeel te zijn. Anderzijds spelen ook satirische elementen en de dualiteit tussen moralisatie en komedie een rol. Bekende voorbeelden van kluchten zijn Nu Noch en De Buskenblaser (einde veertiende eeuw). Zie ook farce en esbat(t)ement.

Literatuur: W.A. Ornée, ‘Het kluchtspel in de Nederlanden, 1600-1760’ in Scenarium, 1981, pp. 107-121. P.P. Schmidt, Zeventiende-eeuwse kluchtboeken uit de Nederlanden. Een descriptieve bibliografie, 1986. R. van Stipriaan, Leugen en vermaak: Boccaccio’s novellen in de kluchtcultuur van de Nederlandse renaissance, 1996.