Komedie

(blijspel; Gr. komos = feeststoet; odè = zang). Vorm van dramatiek die de bedoeling heeft het publiek te ontspannen en te vermaken. Het genre onderscheidt zich aldus van de tragedie door een lachwekkende kijk op de mens en de alledaagse realiteit, door de afwezigheid van metafysische problemen die het individuele geval overstijgen en door een handige maar lichtere intrige die zich sneller ontwikkelt en die gelukkig afloopt (happy end(ing)). Men kan o.a. de volgende soorten van komedie onderscheiden: intrigestuk, karakterstuk (zie karakterdrama en comedy of humours) en zedenkomedie (comedy of manners). Verder wordt er gewoonlijk ook een onderscheid gemaakt tussen de klassieke traditie (Aristophanes, Plautus, Molière) en de shakespeareaanse komedie. In de eerste groep wil men de uitgebeelde zwakheid veranderen d.m.v. satire en spot; in de tweede groep staat men toegeeflijker tegenover de gebrekkige menselijke natuur (relativerende humor).

Wat haar ontstaan betreft moet de komedie, zoals de tragedie, gesitueerd worden in de sfeer van de feesten (cf. etymologie) ter ere van Dionysus. Na een reeks offers en liederen aan de god werd er een processie gevormd waarin diverse groepen al zingend door de straten trokken. Deze optocht zonder veel organisatie liet vrije ruimte voor geïmproviseerde zangen vol spot en ironie. Daaruit is dan de vroegste vorm van min of meer gestructureerde komedie gegroeid, nl. een reeks toneeltjes, later door een intrige met elkaar verbonden, afgewisseld met zang. Het genre kreeg stilaan een vastere vorm: maskers, een uitgebreid koor (24 leden i.p.v. 12 of 15 bij de tragedie), een bonte kledij en lachwekkende ‘typen’ (sien type) waren de ingrediënten bij elke opvoering. Toch ontbreekt er een algemeen geldende structuur, al wordt vaak in de klassieke komedie gebruikgemaakt van het plan van de tragedie. Illusieverstorende tussenkomsten (zie parabasis) vormen het meest typische kenmerk van de komedie.

In de loop van haar geschiedenis heeft het blijspel, door het ontbreken van echte genrewetten zoals voor de tragedie, een hele evolutie doorgemaakt. Grosso modo kan men stellen dat zij vaak een sterker psychologisch en sentimenteel karakter heeft gekregen (bv. de vermenging van vrolijkheid en droefheid in de comédie larmoyante en het boulevardtoneel*).

Literatuur: H. van den Bergh, Konstanten in de komedie, 1972. D.J. Palmer, Comedy: developments in criticism, 1984W. Hüsken, Noyt meerder vreucht: compositie en structuur van het komisch toneel in de Nederlanden voor de Renaissance, 1987. M. Charney, Comedy high and low: an introduction to the experience of comedy, 1993. A. Stott, Comedy (The New Critical Idiom), 2004.