Een populaire, humoristische versvorm van Engelse oorsprong. De limerick bezit een aantal vaste formele en structurele kenmerken: hij telt vijf meestal amfibrachische (sien amfibrachys) regels met drie beklemtoonde lettergrepen in de eerste, tweede, vijfde, en twee in de derde en vierde regel; hij vertoont een onveranderlijk rijmschema, aabba. De eerste regel bevat veelal een plaatsaanduiding (Limerick is een Ierse stad) en de vermakelijke situatie die in de volgende regels wordt geschetst, krijgt in de laatste regel een onverwachte humoristische wending, zodat het geheel in functie van die pointe komt te staan. Wat dit laatste betreft, verschillen de tegenwoordige limericks grondig van de oorspronkelijke (voor het eerst terug te vinden in 1820); daar werd de eerste regel door de laatste herhaald. Bij de bekende nonsensdichter (sien Nonsens(poëzie) Edward Lear, die het genre met zijn Book of Nonsense (1846) bekend maakte, was de laatste regel steeds een variatie op de eerste.
Bv. Er was eens een kaasboer in Gouda
Die zat om de tafel z’n vrouw na,
Maar zij riep heel vief:
‘Alles is relatief
Als ik iets harder loop zit ik jou na!’ (Alex van der Heide, Ongerijmde rijmen)
Literatuur: C. Bibby, The Art of the Limerick, 1978. Literatuur: P. Cuijpers, Er was eens een boer in Timboektoe: de limerick als pleziervers, 1988.