Begrip uit de literatuurwetenschap dat teruggaat op een gelijknamig opstel van de Russische formalist (sien RUSSIESE FORMALISME) J. Tynjanov uit 1924. Hij stelt daarin dat definities van literatuur waarin gebruik wordt gemaakt van haar zgn. basiskenmerken, vaak in conflict komen met het levende literaire feit. Terwijl het steeds moeilijker wordt een sluitende definitie van literatuur te geven, zo merkt Tynjanov op, zal elke tijdgenoot met de vinger kunnen aanwijzen wat een literair feit is en wat niet tot de literatuur behoort. Een dergelijke karakterisering is uiteraard aan evolutie onderhevig. Een wat oudere tijdgenoot die een of meer literaire (r)evoluties heeft meegemaakt, zal merken dat een bepaald verschijnsel in zijn tijd geen literair feit was en nu wel, of omgekeerd. Woordraadsels bv. worden niet meer als literair feit ervaren. De nadruk op het literaire feit, in plaats van op zgn. inherente kenmerken, weerspiegelt zich in de verschuiving van een meer normatieve naar een meer descriptieve benadering van literatuur.
Literatuur: J. Tynjanov, ‘Het literaire feit’ in W.J.M. Bronzwaer e.a. (red.), Tekstboek Algemene Literatuurwetenschap, 1977, pp. 260-265; ook in B. van Heusden e.a. (red.), Tekstboek literaire cultuur, 2001, pp. 80-86.