Term afkomstig uit het Russisch formalisme (sien RUSSIESE FORMALISME) ter globale aanduiding van de materiële en culturele omgeving of infrastructuur waarin literaire werken geschreven, verspreid en gerecipieerd worden. Dit omvat socio-economische aspecten met betrekking tot auteurs (wettelijk statuut, auteursrecht, mecenaat, groeperingen als de P.E.N.-club, enz.), tot publiek (alfabetisme, vorming, klasse, ideologie, enz.), en verder tot productie- en distributiekanalen (uitgeverijen (sien Uitgever, uitgeverij), tijdschriften (sien tijdschrift), bibliotheekwezen (sien bibliotheek, literatuuronderwijs, enz.), andere literaire instituties (sien instituties (literaire -) (academies (sien academie,literatuurprijzen, enz.) en vormen van metatekstualiteit (kritiek- en recensiewezen (sien recensie) , journalistiek, universitaire literatuurstudie, enz.). Zuiver tekstgerichte literatuurbenaderingen plaatsen dergelijke aspecten van het literaire leven buiten hun onderzoeksdomein, terwijl ze in empirische, literatuursociologische (sien literatuursociologie en systemische (sien SISTEEM (LITERÊRE) benaderingen grote belangstelling genieten. De aandacht gaat daarbij o.m. naar het smaakbepalende effect ervan (canonvorming (sien Canon, canonisering), terwijl ze ook bestudeerd worden als symptomen van de vigerende literatuuropvattingen en van de functie van literatuur in de ruimere maatschappelijke context.
Literatuur: B.M. Eichenbaum, ‘Literary Environment’ in L. Matejka & K. Pomorska (red.), Readings in Russian Poetics, 1971 (Russ. 1929), pp. 56-65.