Literariteit

(Fr. littérarité, poéticité). Term uit de Russische literatuurwetenschap (literaturnost), voor het eerst gebruikt door R. Jakobson in 1921, waarmee het literair-zijn van talige communicatie wordt aangeduid, nl. een specifiek aspect ervan dat van alle andere aspecten (bv. mededelende, appellerende, enz.) kan worden onderscheiden en als dusdanig beschreven, hoewel het slechts in en met die andere taalaspecten kan ontstaan. Literariteit is aldus een complex begrip dat als gelaagdheid van niveaus (klank, betekenis, voorgestelde wereld …) moet worden benaderd: de taal vestigt er de aandacht op zichzelf. Literariteit mag niet gelijkgesteld worden met ‘behorend tot de literatuur’. Immers, talige communicatie die de aandacht op zichzelf vestigt (zie communicatiemodel), hoeft niet per se literatuur te zijn (denken we maar aan reclametaal, rijmelarij, enz.), terwijl anderzijds het behoren tot de literatuur, al naar gelang van plaats en tijd, op heel wat andere dan specifiek talige gronden gebaseerd kan zijn.

Literatuur: R. Jakobson, ‘Linguïstiek en Poëtica’ in W.J.M. Bronzwaer e.a. (red.), Tekstboek Algemene Literatuurwetenschap, 1977, pp. 96-106; ook in B. van Heusden e.a. (red.), Tekstboek literaire cultuur, 2001, pp. 22-33. J. Culler, ‘La littérarité’ in M. Angenot e.a. (red.), Théorie littéraire, 1989, pp. 31-43. D. Fokkema, ‘Literariteit’ in W. van Peer & K. Dijkstra (red.), Sleutelwoorden, 1991, pp. 99-104. L. Millot & F. Roy (red.), La littérarité, 1991.