(lyrische poëzie). Bij de Grieken een lied (zang) begeleid op een lier (lyra). In tegenstelling tot de twee andere, meer objectieve hoofdgenres (EPIEK en dramatiek) is de lyriek een literaire vorm die spontaan gestalte geeft aan het innerlijke. Als essentiële kenmerken van het genre kunnen dan ook vermeld worden: nadruk op de klankwaarde en de ritmische beweging van de taal, abstrahering van een concrete gebondenheid aan plaats en tijd (een soort tijdeloos nu) en een sterk evocatieve stijl die zich richt tot het gemoed. Het gedicht geldt doorgaans als teksteenheid. De lyriek omvat, zoals epiek en dramatiek, een aantal subgenres zoals de ode, de elegie, het sonnet, enz., d.w.z. literaire vormen die qua vormgeving en subjectieve betrokkenheid op de werkelijkheid gestalte geven aan een lyrische gemoedshouding, van hooggestemd tot dieptreurig (zie ook zoekapparaat achteraan). Op grond van de verhouding ik-werkelijkheid wordt anderzijds vaak ook een onderscheid gemaakt tussen directe lyriek, als het ware de rechtstreekse stem van het hart (bv. Boutens, Bij een dode) en indirecte lyriek, waarin het ik zich verschuilt achter symbolen (bv. Rilke, Der Panther); zie in dit verband ook objective correlative.
Het adjectief lyrisch, dat vooral op de subjectieve gemoedshouding van de schrijver tot de voorgestelde werkelijkheid wijst, wordt ook voor niet-gebonden literaire vormen gebruikt. Zo spreekt men bv. van lyrische romans, die qua ritmische beweging, klanksymboliek of bepaalde stilistische eigenschappen verwantschap vertonen met de verslyriek (Goethe, Werther, 1774; H. Hesse, Siddharta, 1922). De term lyrisch proza wordt gebruikt voor proza dat opgesmukt is met lyrische stijlmiddelen zoals ritme, klanksymboliek, metaforen (sien Metafoor) e.d. Lyrisch (poëtisch) proza werd vaak aangewend om korte teksten of bepaalde delen van een langer werk een grotere (vaak emotionele) intensiteit te geven. Bv. Reninca, Wassend getij (1945). Zie ook prozagedicht.
Literatuur: H. Brems, De dichter is een koe. Over poëzie, 1991. D. Lamping, Das lyrische Gedicht: Definitionen zu Theorie und Geschichte der Gattung, 1989. D. van Bastelaere, wwwhhoooosshhh: over poëzie en haar wereldse inbedding, 2001. J. Wainwright, Poetry: the basics, 2004. G. Buelens, Oneigenlijk gebruik. Over de betekenis van poëzie, 2006. Th. Vaessens, Ongerijmd succes. Poëzie in een onpoëtische tijd, 2006.