Melodrama

1. Vanaf de renaissance tot in de achttiende eeuw was het melodrama in zijn combinatie van zang (Gr. melos) en toneelspel synoniem voor opera. Bv. Rousseau, Pygmalion (1762).

2. Later ontwikkelde het melodrama zich tot een eigen toneelgenre. De inhoud is meestal het conflict tussen het kwade en de absolute goedheid van de belaagde deugd. Uiteraard krijgt de boze zijn verdiende straf en wordt de deugd beloond. Het totale gebrek aan een adequate psychologische motivering wordt gecamoufleerd door een brede, pathetische acteerstijl, door sensationele coups de théâtre en door ongeloofwaardige toneeleffecten als skeletten, verschijningen, donder en bliksem e.d. Als dusdanig is het de dramatische tegenhanger van de gothic novel (sien Gothic novel). Een van de beste specimens in het Engelse taalgebied, The Castle Spectre (1797), is trouwens van de hand van M. Lewis, auteur van The Monk. In Frankrijk is de belangrijkste auteur, tevens initiator van het genre, G. de Pixérécourt, van wie ruim 100 melodrama’s werden opgevoerd tussen 1800 en 1835. Het Duitse melodrama van zijn kant is verwant met het Sturm und Drang theater. Voor het Nederlandse taalgebied kunnen we verwijzen naar ‘draken’ als De twee wezen e.d. Om zijn pathetiek werd het genre vaak geparodieerd.

3. Tegenwoordig wordt de kwalificatie ‘melodramatisch’ veelal gebruikt om tranerige, overdreven gevoelige romans, toneelstukken of films aan te duiden. Kenmerkend is de (gewraakte) onwaarachtigheid zowel betreffende het handelingsverloop als de uitgebeelde emotionaliteit (zie ook kitsch).

Literatuur:  J.L. Smith, Melodrama, 1973 (The Critical Idiom). L. Houët, ‘Melodrama: genre of kwalificatie’ in Scenarium, 1983, pp. 23-30. J-M. Thomasceau, Le melodrame, 1987. J.D. Mason, Melodrama and the Myth of America, 1993. A. Nikolopoulou & M. Hays, Melodrama: the cultural emergence of a genre, 1996.