Antieke satirevorm (sien satire), bestaande uit een vermenging van proza en poëzie, zo genoemd naar de hellenistische dichter Menippus van Gadara. In de Latijnse literatuur werd het genre nagevolgd door Varro, in de Griekse door Lucianus. Deze satirevorm dook later in de West-Europese literatuur nog op, o.a. in La satire Ménippée, een pamflet van enkele Franse humanisten (o.a. Pierre Le Roy en Jacques Gillot) tegen de bijeenroeping van de Etats Généraux in 1593. De menippeïsche satire heeft doorgaans de vorm van een debat of dialoog waarbij intellectuele attitudes of filosofische stellingen geridiculiseerd worden; zo wil men doordringen tot de ultieme vragen. Vaak worden extreme situaties uitgebeeld zoals hemelreizen, hellevaarten of dromen, waarvan het ongewone gezichtspunt aangewend wordt om een karikaturale voorstelling van sociopolitieke of actuele problemen ten beste te geven. Volgens M. Bakhtin, die de menippeïsche satire in de traditie van het carnavaleske plaatst, zijn de contes philosophiques* van Voltaire (bv. Candide, 1759) hiermee verwant.
Literatuur: E.P. Kirk, Menippean Satire, 1980. M. Bakhtin, Problems of Dostoevsky’s Poetics, 1984, hfst. 4. S. Trappen, Grimmelshausen und die menippeïsche Satire: eine Studie zu den literarischen Voraussetzungen der Prosasatire im Barock, 1994. I. de Smet, Menippean Satire and the Republic of Letters, 1581-1655, 1996.