Metafoor

 

(Gr. metaphora = overdracht, i.c. van betekenis). Samen met metonymie  de belangrijkste vorm van beeldspraak (troop, )De metafoor is een stijlfiguur (in de ruime betekenis van het woord) die berust op betekenisoverdracht tussen twee termen. Volgens de meest gangbare klassieke definities (vergelijkingsopvatting) is de metafoor het gebruik van een woord in de plaats van een ander, op grond van betekenisovereenkomst of -contrast; of wel: het gebruik van een woord in een betekenis die gelijkt op, maar toch verschilt van zijn gewone betekenis. De metafoor wordt dan gezien als een vergelijking  waaruit de vergelijkingsgrond en het vergelijkend partikel (als, zoals, gelijk) zijn weggelaten. Bv. Het kind is (zo lief als) een engel ÷ het kind is een engel.

In een meer structuralistische (sien STRUKTURALISME) terminologie kan de metafoor omschreven worden als de vervanging van een semeem (woord) door een ander, dat met het eerste een of meer semen (sien Seem (Gr. sèma = teken) (minimale betekeniscomponenten) gemeenschappelijk heeft (substitutietheorie). De typische werking van een metafoor berust op de spanning tussen de gemeenschappelijke en de niet-gemeenschappelijke semen, vermits op basis van de partiële gelijkheid een volledige identiteit van beide termen voorgewend wordt. Bv. ‘mijn hand is de jou dienende os’ (Lucebert).

Bij de analyse van individuele metaforen maakt men soms gebruik van de begrippen ‘tenor’ en ‘vehicle’ van I.A. Richards. De tenor is het onderwerp waarover het gaat (‘mijn hand’ in het voorbeeld van Lucebert), de vehicle is de term die ermee in relatie wordt gebracht (‘de jou dienende os’). De zgn. ground (ook  tertium comparationis  of motief) is het vergelijkbare of analoge aspect op basis waarvan de twee termen samengebracht worden (dienstbaarheid, offervaardigheid …). In ‘absolute’ metaforen, zoals in het surrealisme, wordt de afstand tussen de twee termen tot het extreme opgedreven, en dus het voor de hand liggende gelijkenisaspect geminimaliseerd (nieuwe, verrassende overeenkomsten worden gecreëerd). Tegenover deze sterk suggestieve metaforen staan de versleten metaforen (clichés[sien cliché} ) en de dode, gelexicaliseerde metaforen. Deze laatste worden, vooral in het gewone taalgebruik, niet langer als metafoor ervaren (bv. ‘voet van de berg’), al kan de oorspronkelijke metaforiek steeds gerevitaliseerd worden, bv. in een  woordspeling .

Soms worden binnen één syntagma twee of zelfs meer metaforen gebruikt. Als de lezer deze als moeilijk verenigbaar ervaart doordat de vehicles die eenzelfde tenor (ev. ook verschillende tenors) representeren, tot conventioneel onverbindbare betekenisvelden behoren, dan spreken we van een gemengde metafoor. Doorgaans wordt zoiets als een stilistische fout aangerekend: als een lachwekkende logische absurditeit die het gevolg is van een ondoordachte combinatie van clichés (b.v. ‘het maagdelijke woud waarin een mannenhand nog nooit een voet heeft gezet’). Zoals bij het zeugma kunnen dergelijke incongruenties bewust gebruikt worden met humoristische bedoelingen. Anderzijds gebruiken dichters, en lang niet alleen de moderne, vaak ongewone metaforische combinaties die helemaal geen clichés bevatten noch een lachwekkend effect willen sorteren. Zo wordt b.v. in het vers van H. Claus “De nacht waait en zijn verminkte vleugels slaan” één enkele tenor (nacht) verbonden met twee vehicles uit verschillende domeinen (wind, storm resp. vliegend wezen), en dat met de meest serieuze bedoelingen. Dergelijke metaforen illustreren al de beperktheid van de analyse van individuele metaforen doordat hun functionaliteit precies lijkt te bestaan in de manier waarop ze in hun contextuele omgeving zijn ingeschreven.

Een alternatieve en wellicht vruchtbaardere benadering bestaat er daarom in de metafoor te definiëren vanuit de omgeving waarin ze functioneert, i.p.v. louter vanuit de betekenisovereenkomst met de gesubstitueerde term. Het metaforische proces kan dan beschreven worden als een interactie tussen verschillende tekstisotopieën (zie isotopie), bv. tussen levend/levenloos, dierlijk/menselijk, erotiek/taal, enz. Het voordeel van een dergelijke benadering is dat de term metafoor daardoor ook toegepast kan worden op complexere verschijnselen zoals de dooreenstrengeling van verschillende betekenislagen in een heel gedicht.

Bv.      ‘Haar lichaam heeft haar typograaf’ van Lucebert, waarin een doorlopende confrontatie van de

            seksuele en de taalisotopie te vinden is.

Binnen het vrij ruime en op diverse manieren te benaderen begrip metafoor zijn een aantal figuren van overeenkomst (overdrachtfiguren) te onderscheiden, zoals: kleuroverdracht (bv. zwarte dagen), klankoverdracht (bv. schreeuwend onrecht), synesthesie  (bv. warme kleuren),personificatie  en animalisering (bv. de stilte spreekt), verdinglijking of reïficatie, d.w.z. een overdracht van iets abstracts naar iets concreets (bv. allegorische voorstelling van een deugd in een toneelpersonage), enz. Wat hun presentatie betreft, komen metaforen in diverse vormen voor. Het meest frequent zijn structuren met een werkwoordelijk gezegde (‘de dagen zijn zwart’) of een adjectief (‘zwarte dagen’). Andere verschijningsvormen zijn o.m. de genitiefconstructie (‘de zwartheid van de dagen’) en de samenstelling (‘zwartdag’, ‘valavond’ …). Hoe beknopter de formulering, des te meer moeilijkheden en mogelijkheden van interpretatie (zie polyinterpretabiliteit ).

Literatuur: M. Black, Models and Metaphors, 1962. P. Ricoeur, La métaphore vive, 1975. J.P. van Noppen e.a. (red.), Metaphor. A bibliography of publications, 2 vols, 1985-1990. K. Gerhard, Metapher, Allegorie, Symbol, 1988. von der Thüsen, ‘Metafoor’ in W. van Peer & K. Dijkstra red.), Sleutelwoorden, 1991, pp. 105-111. J. Hintikka, Aspects of Metaphor, 1994. A. Haverkamp (red.), Theorie der Metapher, 1996 (1983). G. Steen, ‘Empirisch onderzoek naar de metafoor in de literatuur’ in L. Duyvendak & B. van Heusden, Casusboek literaire cultuur, 2001, pp. 11-27. J. Dürrenmatt, La Métaphore, 2002. S. De Knop e.a. (red.), Bibliography of Metaphor and Metonymy, 2005. D. Punter, Metaphor, 2007 (The New Critical Idiom).