Metonymie

(Gr. verandering van naam). Stijlfiguur (troop) waarbij een woord vervangen wordt door een ander op grond van een verband dat tussen beide bestaat, met uitzondering van overeenkomst of contrast (zie metafoor); vandaar ook figuur van nabijheid of contiguïteit genoemd. De naamsoverdracht kan op betrekkingen van verschillende aard slaan (ruimtelijke, logische, enz.) zoals:

– Een deel voor het geheel; bv. een vloot van 24 ‘zeilen’ i.p.v. zeilschepen. Men spreekt in dit geval van een pars pro toto.

– Het geheel voor een deel; bv. ‘het huis’ stort in i.p.v. het dak. Men spreekt dan van een totum pro parte.

– De bewerker, maker … voor het gemaakte, o.m. de naam van een godheid of persoon voor het terrein waarop de godheid werkzaam is of een voorwerp dat door die persoon gemaakt of met die persoon verbonden is; bv. Venus i.p.v. de liefde; een Rubens i.p.v. een schilderij van Rubens; een zeppelin i.p.v. een luchtschip … De term eponiem wordt gebruikt voor eigennamen die op een dergelijke wijze tot vaste soortnaam zijn geworden, bv. saxofoon (Adolphe Sax, 1814-1894), sadisme (D.A.F. de Sade, 1740-1814), enz.

– De oorzaak voor het gevolg; bv. hij heeft ‘zijn tong’ verloren i.p.v. spraak. Deze soort van metonymie noemt men ook metalepsis (Gr. meta-lambanein = in een andere betekenis nemen).

– Verder: enkelvoud i.p.v. meervoud (bv. ‘de vrouw’ is geëmancipeerd); het voorwerp voor de inhoud ervan (bv. geef mij ‘een pint’); de plaats i.p.v. de inwoners (bv. ‘Parijs’ is in oproer), enz.

De benaming synecdoche (Gr. syn-ekdechesthai = iets verstaan, begrijpen samen met iets anders) wordt meestal gereserveerd voor die metonymieën waarbij de overdracht tussen het bedoelde en het uitgedrukte begrip met ‘omvang’ te maken heeft (specificatie of globalisering), zoals het pars pro toto en het totum pro parte, verder enkelvoud voor meervoud en vice versa, species voor genus en omgekeerd. Zoals uit heel wat voorbeelden blijkt, bevat de omgangstaal een groot aantal metonymieën die gemeengoed zijn geworden (clichés (sien Cliché) en onbewust worden aangewend. Hun oorspronkelijke stilistische kracht hebben ze erbij verloren.

Literatuur: R. Jakobson, ‘Deux aspects du langage et deux types d’aphasie’ in Essais de linguistique générale, 1963, pp. 43-67. N. Ruwet, ‘Synecdoques et métonymies’ in Poétique, 1975, pp. 371-388. P. Moyaert, ‘De metafoor en de metonymie als basisstrukturen van de taal bij Lacan’ in Tijdschrift voor Filosofie, 1976, pp. 436-457. A. Moerdijk, ‘Benaderingen van metonymie’ in Forum der letteren, 1989, pp. 115-134. M. van Buuren, Verschuivingen, verdichtingen: essays, 1993. B. Meyer, Synecdoques: étude d’une figure de rhétorique, 1994.